Frederik van Eeden – De kleine Johannes
Querido, Amsterdam, 1994, veertiende druk
Aantal pagina’s: 160
Genre: psychologische roman/sprookje
Samenvatting:
Johannes is een
jongetje dat met zijn vader, hond en kat in een oud en geheimzinnig huis woont.
Hij heeft veel fantasie en houdt heel erg van de natuur. Als Johannes op een
dag met een boot op het water drijft, verandert een libel op de rand van de
boot in een elf die zichzelf Windekind noemt. Windekind laat Johannes alle
wonderen van de natuur zien. Hij maakt Johannes kleiner en Johannes kan planten
en dieren verstaan. Windekind zegt Johannes dat hij nooit zijn naam aan de
mensen mag vertellen, omdat de mensen lage en gemene wezens zijn. Op een
dansfeest in een konijnenhol krijgt Johannes een gouden sleutel van de
elvenkoning Oberon, die zegt dat het sleuteltje op een kistje past met daarin
kostbare schatten. De volgende dag wordt Johannes alleen in de duinen wakker
doordat zijn hondje Presto aan hem snuffelt. Johannes twijfelt of hij alles
gedroomd heeft, maar dan ziet hij het sleuteltje in zijn hand. Thuis is
iedereen boos op hem omdat hij is weggelopen, maar Johannes houdt zijn belofte
en vertelt niets over Windekind. Enkele dagen later neemt Windekind hem opnieuw
mee om het sleuteltje te verstoppen. Als Windekind hem drie weken later nog een
keer meeneemt, ziet Johannes een groep mensen die de rust in het bos verstoort.
Johannes wordt erg bedroefd en blijft bij Windekind. Hij ontmoet een kabouter,
Wistik, die hem vertelt over een boekje waarin ‘de antwoorden op alles’ staan.
Hoewel Windekind zegt dat Johannes niet naar het boekje moet zoeken, wil
Johannes antwoorden op zijn vragen en zoekt hij Wistik op.
Wistik zegt dan 'Mensen hebben het gouden kistje, elfen
hebben de gouden sleutel, elvenvijand vindt het niet, mensenvriend slechts
opent het. Lentenacht is de rechte tijd, en roodborstje weet de weg.' Johannes
denkt dat hij de aangewezen persoon is het kistje te vinden, maar hij heeft
Windekind verraden en kan hem niet meer terugvinden. Hij dwaalt door het bos en
komt bij een tuinman, waar hij mag blijven. Hier ontmoet hij een meisje,
Robinetta, en ze heeft een roodborstje. Hij vertelt haar alle verhalen van
Windekind en zij zegt het ‘ware boekje’ te hebben. Zij bedoelt de bijbel, maar
Johannes verwerpt dit en daardoor mag hij niet meer blijven. Johannes ontmoet Pluizer,
die zegt een vriend van Wistik te zijn en dat Johannes Windekind verzonnen
heeft. Alleen hij, Pluizer, bestaat echt en zal Johannes helpen het
'ware boekje’ te vinden.
Pluizer brengt hem naar de stad, waar hij Hein (de
dood) en dokter Cijfer ontmoet en waar hij een goed mens moet leren te worden.
Pluizer toont Johannes de armoede, ellende, ijdelheid en verveling van de
mensen. Hij geeft Johannes ook een rondleiding in de aarde van het kerkhof,
waar hij allerlei graven bezoekt met tot slot het graf van Johannes. Hoe meer
dokter Cijfer en Pluizer Johannes leren, hoe duisterder zijn leven wordt.
Johannes verlangt steeds meer naar zijn huis in de duinen. Op een dag brengt
Pluizer hem hier, en Johannes ziet dat zijn vader op sterven ligt. Als zijn
vader is overladen, wil Pluizer in hem gaan snijden maar Johannes vecht met hem
en Pluizer verdwijnt. Johannes wil hierna met Hein mee, maar Hein weigert.
Buiten ziet Johannes Windekind en Hein in een bootje zitten. Hij wil met hen
mee, maar van de andere kant komt een mens aangelopen die Johannes voor de
keuze stelt om naar het Grote licht te gaan of naar de mensheid. Johannes kiest
voor het laatste. Het boekt eindigt met de woorden: ‘Wellicht vertel ik u eenmaal meer van de kleine Johannes, doch op een
sprookje zal het dan niet meer gelijken.’
Verwerkingsopdracht: stroming
In het begin leek
deze opdracht me heel makkelijk: in het boek van de mediatheek stond een
sticker ‘Impressionisme’ geplakt en op het blaadje dat we bij Nederlands hadden
gekregen stond het boek ook als voorbeeld van impressionistisch.
Toch zie ik juist
veel neoromantiek in het boek.
Waarom Neoromantiek?
In de schrijfstijl van dit boek zijn heel erg duidelijk
impressionistische kenmerken te ontdekken: veel bijvoeglijke naamwoorden,
verzonnen woorden, uitgebreide beschrijvingen en een lange en orginele
zinsbouw.
‘De regen hield op.
Onder grauwe wolken door straalde een heldere glimlach van de zon over het
woud, op de vochtige glanzende bladeren en op de droppels, die aan elk twijgje
en halmpje fonkelden en de spinnewebben sierden, die over het eikeloof
gespannen waren.’ (blz 51)
Toch zie ik verder veel meer kenmerken van de neoromantiek.
Zo is een van de belangrijkste kenmerken uit de neoromantiek het vluchten uit
de werkelijkheid. Dat zie je heel erg terug in dit boek: Johannes zit vaak bij
de vijver te dromen en hoopt dag na dag op een wonder. Hij vlucht met Windekind
mee uit de werkelijkheid door een gefantaseerde, en betere werkelijkheid te
scheppen. Heel het boek is hij eigenlijk maar op zoek naar één ding: geluk.
‘Ik wil geen mens
zijn. Ik wil dromen.’ (blz 99)
Behalve deze zwerflust, is ook eenzaamheid een thema dat
zowel kenmerkend is voor de neoromantiek als dit boek. Johannes voelt zich tijdens zijn verblijf bij
Pluizer erg eenzaam en somber. Ook uit zich veel onvrede over het hier en nu in
het boek. Pluizer laat Johannes de mensenwereld zien, met al haar gebreken: de
mensen zijn ijdel en dragen allemaal een masker. Vooral het materialisme en het
gebrek aan waardering voor de natuur worden aangevallen. Ook zit er een korte
satire in het boek: als Windekind Johannes de natuur laat zien, komen ze een
zogenaamde ‘Vredemier’ tegen, die zo heet omdat hij een volgeling is van een
mier die zei dat de mieren niet meer tegen elkaar zouden moeten vechten. Deze
Vredemier verteld dat hij die dag zal vechten tegen de Strijdmieren, omdat zij
zeggen dat zij echte Vredemieren zijn. Ik zie dit als een bespotting op de
verschillende kerken: ze geloven allemaal en hebben idealen die mooi en vredig
zijn, maar omdat ze vinden dat de anderen het ware geloof niet hebben bevechten
ze elkaar. Ook de liefde voor de natuur en de mysterieuze sfeer is heel
belangrijk voor de neoromantiek
‘Zij wandelden
tussen het hoge gras onder donker kreupelhout, dat hier en daar een smal,
glanzig straaltje van het maanlicht doorliet. ‘’Hebt ge ’s avonds de krekels
wel eens gehoord, Johannes, in de duinen?’’’ (blz 15)
Tenslotte is de noodlotgedachte ook nog een kenmerk van de
romantiek: Johannes zoekt in het begin naar antwoorden op zijn moeilijke
vragen, maar accepteert op het einde van het boek dat hij het nooit zal weten
en berust hierin. Ook is het sprookje een populair genre in de neoromantiek.
In welke mate is
dit boek een exponent van de betreffende stroming?
Ik vind dus dat dit boek lastig binnen één stroming te
plaatsen is. Als ik een stroming zou moeten kiezen, zou dit de neoromantiek
zijn. Op schaal van 1 tot 10, zou ik zeggen dat dit boek voor een 6,5 aansluit
op de neoromantiek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten