woensdag 24 oktober 2012

Stromingsverslag klas 6 - Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan


Louis Couperus – Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan
Uitgever: Brilliant Books - grootste werken (eenmalige uitgave) 2004
Aantal pagina’s: 254
Genre: thriller en detective

Samenvatting

Met de ‘oude menschen’ in de titel worden grootmoeder Ottilie, meneer Takma en dokter Roelofsz bedoelt. Deze drie mensen torsen hun hele leven een afschuwelijk geheim met zich mee: Ottilie en Takma hebben Otillies man Dercksz vermoord. Zij denken zelf dat ze het geheim altijd goed verborgen hebben gehouden. Echter, iedereen in de uitgebreide familie heeft zo zijn eigen ideeën en allerlei mensen komen via allerlei weggetjes dingen te weten. Maar al weten de nieuwsgierigen van de familie een hoop, er wordt nooit over gesproken.

Verwerkingsopdracht: stroming
Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan behoort tot het naturalisme.

In de naturalistische boeken wordt de werkelijkheid erg nauwkeurig beschreven. Geen metafysische of symbolische elementen: het moest duidelijke taal zijn zonder al te veel poespas. Dit werd gebruikt om de geloofwaardigheid van de realiteit beter weer te kunnen geven. Wel is er veel aandacht voor de gedachten en emoties van de personages. Een ander kenmerk is de somberheid van de hoofdpersonen. Het naturalisme is een vrij sombere stroming, de hoofdpersonen zijn vaak nerveus, zwak of ziek. Lot (Charles Pauw, de zoon van de tweede Ottilie) zegt letterlijk vaak dat hij een zwak gestel heeft, hij is daarbuitenom snel jaloers en vind zichzelf niet erg mannelijk. Eigenlijk is er geen één persoon in Van oude menschen die echt optimistisch is ingesteld: iedereen lijkt als het ware opgezadeld te zijn met de dingen die door een eerdere generatie zijn gedaan. De drie oude mensen voelen zich schuldig, net als de mensen die het wisten en hun mond hebben gehouden.

Er is aandacht voor het determinisme: het lot van de mens wordt bepaald door de factoren erfelijkheid, opvoeding en milieu. Dit komt niet letterlijk terug in het boek, maar je hebt wel het gevoel dat de personages niet kunnen ontsnappen aan hun noodlot en elke poging daartoe gedoemd is te mislukken. Ontnuchtering is ook een belangrijk aspect. In dit boek is er sprake van een zeer geleidelijke ontgoocheling, steeds meer mensen komen achter het afschuwelijk geheim dat ze eigenlijk nooit achter deze ‘lieve, oude mensjes’ hadden gezocht. Er is veel aandacht voor de sociale omgeving: het boek beschrijft het leven van een hele familie, de meest directe sociale omgeving die er is. In het boek wordt een seculier wereldbeeld geschetst. De paar familieleden die erg met geloof bezig zijn, worden een beetje belachelijk gemaakt en aan de kant geschoven, niemand neemt ze echt serieus. Het breken met taboes over seksualiteit vind ik niet heel duidelijk naar voren komen. Er is wel iemand die wat ‘schunnige literatuur’ in zijn boekenkast heeft staan en grootmama Ottilie heeft seks buiten haar huwelijk, maar er wordt verder helemaal niet over seks geschreven. Er woorden veel bijzondere woorden gebruikt waarvan ik denk dat er neologismen tussen zitten, maar dit vond ik erg moeilijk omdat er ook veel ouderwetse woorden in het boek staan. Voor mij was het soms moeilijk om te bepalen of zo’n woord op het moment van schrijven nou nieuw bedacht was of juist heel gewoon.

Ik denk dat dit boek heel erg aansluit bij het naturalisme. Zo’n beetje alle kenmerken van het naturalisme komen terug in dit boek. Voor zover ik weet zijn vrijwel alle boeken die Couperus heeft geschreven naturalistisch. Ik vind dat dit boek voor een 9 op een schaal van 10 aansluit op het naturalisme.  

zondag 21 oktober 2012

Stromingsverslag klas 6 - De ontdekking van de hemel


Harry Mulisch – De ontdekking van de hemel
De Bezige Bij, Amsterdam, 2001, 32e druk
Aantal pagina’s: 901
Genre: totaalroman, filosofische roman, psychologische roman

Samenvatting:

In de proloog vertelt ‘iemand’ aan ‘iemand anders’ hoe hij in opdracht van 'de Chef' het testimonium naar de hemel heeft teruggebracht. Het boek is als het ware zijn vertelling van deze prestatie.

Onno Quist krijgt een lift van Max Delius. Er ontwikkelt zich een buitengewone vriendschap tussen de twee, ze kunnen met elkaar praten zoals ze met niemand anders kunnen praten. Op een dag ontmoet Max de celliste Ada in een boekenwinkel, met wie hij een relatie krijgt. Max en Onno besluiten op onderzoek te gaan naar Max’ vader, een geëxecuteerde oorlogsmisdadiger die Max nauwelijks heeft gekend. Als Onno Max komt ophalen om naar het Rijksinstituut te gaan, laat Max Ada in de steek (hij vertelt haar niet wat hij gaat doen) en Ada verlaat hem hierom. Omdat Max niet vind wat hij zocht in het instituut, besluit hij de zomervakantie te gebruiken om zijn geschiedenis te zoeken en naar Polen te gaan. Terwijl hij Auschwitz bezoekt, krijgen Onno en Ada een relatie. Als ze met zijn drieën in Cuba zijn, heeft Ada eerst seks met Max en daarna met Onno. Een paar maande later blijkt ze zwanger te zijn (terwijl ze de pil gewoon geslikt heeft), maar zij en Max weten dus niet wie de vader is. Onno weet van niets en Ada en Max besluiten om hem niets te vertellen. Als ze met zijn drieën in Dwingeloo zijn, krijgen ze een telefoontje dat Adas vader een hartinfarct heeft gehad. Ze rijden naar het ziekenhuis, maar er waait een boom op de auto waardoor Ada buiten bewustzijn raakt. In het ziekenhuis blijkt er niets mis te zijn met de baby, maar Ada wordt maar niet wakker. Max’ gaat naar Adas moeder Sophia toe om haar het nieuws te vertellen. Adas vader blijkt overleden, en als Max ’s avonds blijft slapen heeft hij seks met haar. Er ontstaat een vreemd ritueel tussen hen: overdag zijn ze afstandelijk en zakelijk tegen elkaar, maar ’s nachts slapen ze samen. Ada blijkt intussen in een irreversibel coma te verkeren en zal niet meer wakker worden, haar kind zal via een keizersnede gehaald moeten worden. Onno kan en wil niet alleen voor het kind zorgen, waarop Max aanbied om het kind samen met Sophia op te voeden. Onno weet niets van hun ‘relatie’, maar ondanks het feit dat de constructie wat vreemd is wordt besloten dat het zo dan maar moet. Het kind wordt geboren en krijgt de naam Quinten. Quinten groeit op bij Max en Sophia op kasteel Groot Rechteren. Alle bewoners zijn erg cultureel en hoogopgeleid en Quinten leert van allemaal ontzettend veel. Onno komt zijn zoon soms opzoeken, maar denkt steeds minder aan hem en Ada en krijgt ook weer een nieuwe relatie. Quinten is erg intelligent, beeldschoon en is zowel erg nieuwsgierig als afstandelijk. Als Quinten op een dag Ada bezoekt, krijgt hij ’s nachts voor het eerst een droom over ‘de Burcht’, een droom die hij later opnieuw en opnieuw krijgt. Onno krijgt twee keer op een dag ontzettend slecht nieuws: hij kan geen rol meer spelen in de politiek en zijn vriendin Helga wordt vermoord. Hij verbrand alle schepen achter zich en laat alleen een brief achter voor Max, Sophia en Quinten waarin hij zegt dat ze hem niet kunnen vinden.  Onno verdwijnt in het niets en Quinten hoort vier jaar lang niets van hem. Ook de gelukkige tijden op het kasteel zijn over: de oude eigenaar sterft, er komt een verschrikkelijke nieuwe eigenaar voor in de plaats en veel aardige bewoners vertrekken. Ada takelt heel snel af en Max wordt getroffen door een meteoriet. Hierop besluit de dan zeventienjarige Quinten op zoek te gaan naar zijn vader. Hij gaat naar Italië, waar hij zijn vader na drie weken in Rome in het Pantheon vind. Ze trekken samen door de stad en Quinten interesseert zich heel erg voor het ‘Heilige der Heiligen’, omdat hij ervan overtuigd is dat de ark des verbonds zich hierbinnen bevind en hij het gevoel heeft dat het met zijn Burchtdroom te maken heeft. Hoewel Onno dit absoluut onzin vind kan hij Quinten niet meer tegenhouden. Quinten bereid een inbraak voor om de twee stenen met de tien geboden uit het Heilige der Heiligen te stelen. Deze inbraak lukt en ze nemen de twee stenen mee (hoewel Onno niet gelooft dat het ‘de wet’ is) en ze vluchten uit Italië. Quinten voelt aan dat hij zich door het toeval moet laten leiden en ze komen in Tel Aviv terecht. In Jeruzalem wordt Quinten als hij alleen is als het ware opgezogen door een visioen. Hij brengt de stenen tafelen en brengt ze naar de Gouden Poort. Als Onno even later aan de deur van Quintens kamer klopt, zijn Quinten en de stenen tafelen op onmogelijke wijze verdwenen. Hij belt Sophia in paniek op en zij vertelt hem dat Ada op precies hetzelfde tijdstip is gecremeerd.

Verwerkingsopdracht: Stroming

Ik denk dat De ontdekking van de Hemel tot het magisch realisme behoort

Het hele boek heeft een metafysisch, bovennatuurlijk karakter. Dat zijn veruit de belangrijkste thema’s in dit boek: God, godsdienst, verhouding van de mensen tot God, macht afnemen van god door kennis en geloven. Het magisch realisme gaat uit van twee zijden: de nuchtere, rationele realiteit en de irrationele droom. Het magisch realisme zit zelf tussen deze twee zijden in: op het moment dat ze samenkomen en het bovennatuurlijke opeens even zichtbaar wordt. Dat komt letterlijk terug in dit boek: ik zie Quinten als een metafysische aardbewoner, een schakel tussen de realiteit en het bovennatuurlijke. Hij leeft wel in de realiteit, maar toch is het voor iedereen duidelijk dat hij ‘anders’ is. Zijn irrationele droom (letterlijk de droom van de Burcht) geeft hem in wat hij moet doen, zonder dat hij dit zelf rationeel kan of wil verklaren. In het magisch realisme wordt geschreven in een koele, nuchtere taal (het is een onderstroming van de Nieuwe Zakelijkheid) over de droom. Door het realistisch maken van het irrationele, wordt de tekst geloofwaardig wat het magisch effect versterkt, omdat je het echt kan geloven.

Maar als hij over de drempel stapt, grijpt wederom een verandering plaats. Geschrokken blijft hij staan. Edgar naast zijn oor, de leerachtige klauwen met de harde nagels op zijn vel. De steenmassa’s om hem heen zijn bezig hun substantie te verliezen: het is of zij van hout worden… (pagina 887)

Ook gaat het magisch realisme uit van een verborgen samenhang: niets gebeurt zonder reden. Al lijkt alles in de werkelijkheid er toevallig aan toe te gaan, eigenlijk zit er een ‘verklaring’ achter. Toeval bestaat niet en alles heeft een diepere betekenis: de geschiedenis is een wetmatig proces.

zondag 7 oktober 2012

Stromingsverslag klas 6 - De kleine Johannes



Frederik van Eeden – De kleine Johannes
Querido, Amsterdam, 1994, veertiende druk
Aantal pagina’s: 160
Genre: psychologische roman/sprookje

Samenvatting:

Johannes is een jongetje dat met zijn vader, hond en kat in een oud en geheimzinnig huis woont. Hij heeft veel fantasie en houdt heel erg van de natuur. Als Johannes op een dag met een boot op het water drijft, verandert een libel op de rand van de boot in een elf die zichzelf Windekind noemt. Windekind laat Johannes alle wonderen van de natuur zien. Hij maakt Johannes kleiner en Johannes kan planten en dieren verstaan. Windekind zegt Johannes dat hij nooit zijn naam aan de mensen mag vertellen, omdat de mensen lage en gemene wezens zijn. Op een dansfeest in een konijnenhol krijgt Johannes een gouden sleutel van de elvenkoning Oberon, die zegt dat het sleuteltje op een kistje past met daarin kostbare schatten. De volgende dag wordt Johannes alleen in de duinen wakker doordat zijn hondje Presto aan hem snuffelt. Johannes twijfelt of hij alles gedroomd heeft, maar dan ziet hij het sleuteltje in zijn hand. Thuis is iedereen boos op hem omdat hij is weggelopen, maar Johannes houdt zijn belofte en vertelt niets over Windekind. Enkele dagen later neemt Windekind hem opnieuw mee om het sleuteltje te verstoppen. Als Windekind hem drie weken later nog een keer meeneemt, ziet Johannes een groep mensen die de rust in het bos verstoort. Johannes wordt erg bedroefd en blijft bij Windekind. Hij ontmoet een kabouter, Wistik, die hem vertelt over een boekje waarin ‘de antwoorden op alles’ staan. Hoewel Windekind zegt dat Johannes niet naar het boekje moet zoeken, wil Johannes antwoorden op zijn vragen en zoekt hij Wistik op.
Wistik zegt dan 'Mensen hebben het gouden kistje, elfen hebben de gouden sleutel, elvenvijand vindt het niet, mensenvriend slechts opent het. Lentenacht is de rechte tijd, en roodborstje weet de weg.' Johannes denkt dat hij de aangewezen persoon is het kistje te vinden, maar hij heeft Windekind verraden en kan hem niet meer terugvinden. Hij dwaalt door het bos en komt bij een tuinman, waar hij mag blijven. Hier ontmoet hij een meisje, Robinetta, en ze heeft een roodborstje. Hij vertelt haar alle verhalen van Windekind en zij zegt het ‘ware boekje’ te hebben. Zij bedoelt de bijbel, maar Johannes verwerpt dit en daardoor mag hij niet meer blijven. Johannes ontmoet Pluizer, die zegt een vriend van Wistik te zijn en dat Johannes Windekind verzonnen heeft. Alleen hij, Pluizer, bestaat echt en zal Johannes helpen het 'ware boekje’ te vinden. 

Pluizer brengt hem naar de stad, waar hij Hein (de dood) en dokter Cijfer ontmoet en waar hij een goed mens moet leren te worden. Pluizer toont Johannes de armoede, ellende, ijdelheid en verveling van de mensen. Hij geeft Johannes ook een rondleiding in de aarde van het kerkhof, waar hij allerlei graven bezoekt met tot slot het graf van Johannes. Hoe meer dokter Cijfer en Pluizer Johannes leren, hoe duisterder zijn leven wordt. Johannes verlangt steeds meer naar zijn huis in de duinen. Op een dag brengt Pluizer hem hier, en Johannes ziet dat zijn vader op sterven ligt. Als zijn vader is overladen, wil Pluizer in hem gaan snijden maar Johannes vecht met hem en Pluizer verdwijnt. Johannes wil hierna met Hein mee, maar Hein weigert. Buiten ziet Johannes Windekind en Hein in een bootje zitten. Hij wil met hen mee, maar van de andere kant komt een mens aangelopen die Johannes voor de keuze stelt om naar het Grote licht te gaan of naar de mensheid. Johannes kiest voor het laatste. Het boekt eindigt met de woorden: ‘Wellicht vertel ik u eenmaal meer van de kleine Johannes, doch op een sprookje zal het dan niet meer gelijken.’

Verwerkingsopdracht: stroming
In het begin leek deze opdracht me heel makkelijk: in het boek van de mediatheek stond een sticker ‘Impressionisme’ geplakt en op het blaadje dat we bij Nederlands hadden gekregen stond het boek ook als voorbeeld van impressionistisch.
Toch zie ik juist veel neoromantiek in het boek.

Waarom Neoromantiek?
In de schrijfstijl van dit boek zijn heel erg duidelijk impressionistische kenmerken te ontdekken: veel bijvoeglijke naamwoorden, verzonnen woorden, uitgebreide beschrijvingen en een lange en orginele zinsbouw.

‘De regen hield op. Onder grauwe wolken door straalde een heldere glimlach van de zon over het woud, op de vochtige glanzende bladeren en op de droppels, die aan elk twijgje en halmpje fonkelden en de spinnewebben sierden, die over het eikeloof gespannen waren.’ (blz 51)

Toch zie ik verder veel meer kenmerken van de neoromantiek. Zo is een van de belangrijkste kenmerken uit de neoromantiek het vluchten uit de werkelijkheid. Dat zie je heel erg terug in dit boek: Johannes zit vaak bij de vijver te dromen en hoopt dag na dag op een wonder. Hij vlucht met Windekind mee uit de werkelijkheid door een gefantaseerde, en betere werkelijkheid te scheppen. Heel het boek is hij eigenlijk maar op zoek naar één ding: geluk.

‘Ik wil geen mens zijn. Ik wil dromen.’ (blz 99)

Behalve deze zwerflust, is ook eenzaamheid een thema dat zowel kenmerkend is voor de neoromantiek als dit boek.  Johannes voelt zich tijdens zijn verblijf bij Pluizer erg eenzaam en somber. Ook uit zich veel onvrede over het hier en nu in het boek. Pluizer laat Johannes de mensenwereld zien, met al haar gebreken: de mensen zijn ijdel en dragen allemaal een masker. Vooral het materialisme en het gebrek aan waardering voor de natuur worden aangevallen. Ook zit er een korte satire in het boek: als Windekind Johannes de natuur laat zien, komen ze een zogenaamde ‘Vredemier’ tegen, die zo heet omdat hij een volgeling is van een mier die zei dat de mieren niet meer tegen elkaar zouden moeten vechten. Deze Vredemier verteld dat hij die dag zal vechten tegen de Strijdmieren, omdat zij zeggen dat zij echte Vredemieren zijn. Ik zie dit als een bespotting op de verschillende kerken: ze geloven allemaal en hebben idealen die mooi en vredig zijn, maar omdat ze vinden dat de anderen het ware geloof niet hebben bevechten ze elkaar. Ook de liefde voor de natuur en de mysterieuze sfeer is heel belangrijk voor de neoromantiek

‘Zij wandelden tussen het hoge gras onder donker kreupelhout, dat hier en daar een smal, glanzig straaltje van het maanlicht doorliet. ‘’Hebt ge ’s avonds de krekels wel eens gehoord, Johannes, in de duinen?’’’ (blz 15)

Tenslotte is de noodlotgedachte ook nog een kenmerk van de romantiek: Johannes zoekt in het begin naar antwoorden op zijn moeilijke vragen, maar accepteert op het einde van het boek dat hij het nooit zal weten en berust hierin. Ook is het sprookje een populair genre in de neoromantiek.

In welke mate is dit boek een exponent van de betreffende stroming?

In de periode waarin De kleine Johannes verscheen stond de Nederlandse literatuur  onder invloed van vier stromingen: rond 1880 het naturalisme en het impressionisme en heel snel daarna, ook aan het eind van de 19e eeuw het symbolisme en de neoromantiek. Eigenlijk kun je in dit boek zowel impressionisme, neoromantiek en symbolisme herkennen. Hierboven heb ik al verteld waarom het boek bij de neoromantiek (en een beetje bij het impressionisme) hoort. Daarbij hoort het ook nog tot het symbolisme: de symbolisten beschouwden het leven als een mysterie. Ze  hadden belangstelling voor niet tastbare zaken, zoals filosofie, religie en mystiek. In hun werk treden droom, gevoel, fantasie en intuïtie op de voorgrond. Er wordt in dit boek wel gebruik gemaakt van de stijl en de begrippen van het impressionisme, maar Frederik van Eeden is het eigenlijk niet eens met de principes (zoals het l’art pour l’art idee: de kleine Johannes heeft juist heel duidelijk wél een moraal) en vertegenwoordigt het boek eigenlijk meer het symbolisme en de neoromantiek.

Ik vind dus dat dit boek lastig binnen één stroming te plaatsen is. Als ik een stroming zou moeten kiezen, zou dit de neoromantiek zijn. Op schaal van 1 tot 10, zou ik zeggen dat dit boek voor een 6,5 aansluit op de neoromantiek.